Flor eet teveel!

Flor moet afvallen je kunt dit (voor)leesverhaal ook uitprinten!

1. Ruzie

‘Ben je nu helemaal betoeterd,’ brult Flora als ze Flor ontdekt aan de keukentafel. Hij zit achter een bord met een groot stuk appeltaart. ‘We hebben net het ontbijt op.’  

   ‘Ik zit hier puur voor de gezelligheid,’ mompelt Flor. Hij is zichtbaar geschrokken. Zo boos heeft hij zijn vrouw al lang niet meer gezien. 

   ‘Gezelligheid?’ briest Flora. ‘En dit dan?’ Ze grijpt het bord en zet het met een klap terug op tafel. ‘Niks gezellig. Appelkoppen! Slagroombillen! Vreetbuiken!’  

   ‘Rustig, rustig, dadelijk breek je het bord en is de taart niet meer te eten.’ Beschermend legt hij zijn handen om het appelgebak. ‘Waarom ben je zo boos? Ik doe toch niets?’  

   ‘Dat klopt. Je doet inderdaad niets, alleen zitten, eten en drinken. De enige beweging die je maakt, is met de vork van het bord naar je mond.’ 

   ‘Ho, ho,’ roept Flor. ‘Wat is daar mis mee?’ Hij staart naar Flora die hoofdschuddend naast hem staat.  

   ‘Je bent zo dik als een vetgemest bosvarkentje,’ bromt Flora. ‘Je zweet zelfs als je stil zit. En dan die buik, net zo dik als je groot bent. Als je valt, kom je zonder hulp niet meer op je voeten. Je bent dik en slap. Dat was vroeger anders. Vroeger was je gespierd, lenig, sportief. En nu? BAH.’    

   ‘Wat bedoel je nou eigenlijk?’ vraagt Flor.

   ‘Dit,’ roept Flora. Ze wijst naar de appeltaart met drie dikke klodders slagroom erop. ‘Dit moet stoppen.’ Woest pakt ze het bord en knalt het hard op tafel. Het gebak schiet van het bord af en spat ondersteboven op de tafel uiteen.

   In de keuken is het muisstil. De dwergen en de elfen die aan het afwassen waren, staan roerloos aan het aanrecht. Ze durven niet te lachen.  

   Flor staart beteuterd naar zijn stuk taart. Het is helemaal uit elkaar gevallen. De noten en stukjes appel liggen over de tafel verspreid. De slagroom is in het rond gespetterd.  

   ‘Ik, ik begrijp het niet,’ zucht Flor. ‘Stoppen? Als je mij niet gestoord had, was dit stuk al lang bij dat andere stuk in mijn buik. Vanzelf was ik dan gestopt.’  

   ‘WAT?’  

   Ik zei: ‘Als je mij niet gestoord had, dan was…’  

   ‘ZWIJG!’ brult Flora. Ze kookt van woede. Ze ploft op een stoel en zwaait met haar vinger. ‘Nu moet jij eens goed luisteren. Jij bent de baas van de bosdwergen, maar eigenlijk lijk je meer op een afvalbak.’

   ‘Ik wil gewoon…’  

   Flor wil nog meer zeggen, maar krijgt daar de kans niet voor. Flora is zo ontzettend kwaad dat ze hem woedend de mond snoert. Ze veegt hem de jas uit over zijn snoepzucht, zijn dik zijn. Zoiets kán gewoon niet en daarbij is het ook nog eens vreselijk ongezond. De kleren die hij draagt zijn de laatste die nog passen en zelfs die zitten al krap.  

   ‘Wat die kleren betreft, dat heeft niets met eten te maken. Je hebt ze gewoon te warm gewassen, ze zijn gekrompen.’ Flor gluurt naar zijn vrouw. Hij snapt niets van haar kwaadheid.    

   Verlekkerd kijkt hij naar de geplette appeltaart. Het ziet er nog steeds lekker uit. Het lijkt wel of het roept: eet mij, eet mij. En dat wil hij ook. Hij pakt zijn vork, maar Flora is sneller. Ze duwt het bord woest op het stuk taart. Slagroom, noten en stukjes appel schieten alle kanten op. ‘NIKS ERVAN. GENOEG. JE MOET AFVALLEN.’  

   ‘Afvallen?’ roept Flor geschrokken. ‘Hoe bedoel je? Dat doet toch pijn? Vorige week nog viel ik van de trap. Overal blauwe plekken, een bloedneus en ik kon twee dagen niet lopen. En nu zeg jij, ik moet afvallen? Nee, dank je wel hoor.’  

   ‘Je hebt zoveel slagroom en ijs gegeten dat je alleen nog maar blubber in je hoofd hebt,’ bromt Flora. ‘JE BENT TE DIK. ER MOETEN KILO’S AF. EN SNEL!’  

   De dwergen en elfen staren naar het dikke, zwetende gezicht van Flor. Het is bleekgroen van woede. Het staat op ontploffen. Maar Flora heeft gelijk. Baas Flor ís te dik. Hij eet teveel en beweegt te weinig.  

   ‘Wat kijken jullie nou?’ brult Flor woest. ‘Moeten jullie niet afwassen?’  

   ‘Flora heeft gelijk,’ zegt Stokroosje rustig. ‘Zó dik is echt niet gezond. Je moet minder eten, sporten, in de tuin werken, wandelen.’  

   Flor springt op. Zijn stoel klettert achter hem op de grond. Met grote ogen staart hij om zicht heen. ‘Werken? Sporten? Nee, dat kan niet. Dat doet een baas niet.’  

   ‘Nou, dikke baas,’ briest Flora. ‘Vanaf vandaag ga jíj op dieet. PUNT UIT!’

2. Pijnlijke voeten.

Flor loopt treurig door de gangen van kasteel Male. Iedereen houdt hem in de gaten. Ze beginnen meteen  te roepen en te schreeuwen als hij in de buurt van de keuken komt. Even naar binnen om iets te snoepen kan niet meer. Drie keer per dag mag hij in de eetzaal komen, maar het ontbijt, de lunch en het avondeten stellen niet veel voor. Zijn maag knort en rommelt. Het protesteert en voelt zich leeg. En zo voelt hij zich ook. Leeg en zielig.  

   ‘We gaan wandelen,’ roept Bips. ‘De zon schijnt. De vogels fluiten.’  

   ‘Ja natuurlijk fluiten die,’ gromt Flor. ‘Die hebben hun buikje vol.’ Mokkend loopt hij achter Bips naar buiten, over de ophaalbrug naar het Vrolijke Bos. ‘We gaan wel niet zover vandaag. Ik ben nog moe van gisteren. Mijn voeten doen pijn en mijn benen voelen zwaar.’  

   ‘Niet zeuren baas,’ roept Bips. ‘Flora heeft verteld hoe lang we moeten lopen, dus lopen we zo lang. Ruzie met Flora is niet gezond.’  

   ‘Lang lopen ook niet,’ zucht Flor. ‘Ik houd geen voeten meer over.’  

   Bips lacht in zichzelf. Die Flor is een echte knotterpot nu hij niet meer in de keuken mag komen. Hij kijkt naar de buik van zijn baas. Met elke stap schudt die heen en weer. Hij waggelt als een wintergans, denkt Bips.  

   ‘Gaan we weer terug?’ zeurt Flor. ‘Dit is toch alweer lang genoeg. Mijn voeten piepen.’  

   ‘Nee, we zijn nog niet eens op de helft. Stel je voor dat Flora ons in de gaten houdt.’  

   Flor haalt zijn schouders op. Het zou wat, moe is moe. Zuchtend drentelt hij achter Bips aan. Van al dat lopen verdwijnt zijn buik nog. Zijn broek zakt voortdurend af.

   ‘Ik heb mijn riem al twee keer moeten aantrekken,’ mompelt hij. ‘Het lijkt nergens op. Hoe lang gaat dit grapje nog duren? Ik rammel van de honger, huppel als een gniffelkont door het bos. Ik ben geen baas, eerder een dwaas.’

Uitgeput ploft Flor een tijd later in het gras naast de ophaalbrug. Het zweet gutst langs zijn rug, zijn voeten branden en zijn benen lijken wel van lood.    

   Bips gaat niet bij hem zitten. ‘Ik ga een lekker stuk taart eten en wat drinken,’ gniffelt hij.  

   Flor kijkt niet op. Hij veegt het zweet van zijn gezicht en beklaagt zich. ‘Je liep te snel,’ roept hij Bips na. ‘Ik kon je nauwelijks bijhouden. Morgen loop ik wel alleen.’  

   Bips draait zich om. ‘Morgen ga ik niet mee. Voor morgen heeft Flora iets anders bedacht.’

3. Twee emmertjes water halen.

Flor kijkt met ingehouden woede naar de twee emmers. Hij, de grote baas van de bosdwergen, is door Flora bevorderd tot waterhaler. Elke dag moet hij in het Vrolijke Bos twee emmers helderfris beekwater halen. Waarom weet hij niet. Flora gaf geen antwoord op die vraag.    

   ‘Er is toch een put vlakbij de keuken,’ zucht hij. ‘Dat water is goed. Ik heb er gisteren nog van gedronken. Wat is er dan vandaag opeens mis mee?’

   ‘Dag baas,’ klinkt het opgewekt achter hem.  

   ‘Ook zo,’ bromt Flor. Hij kijkt niet op.  

   ‘Ben je kwaad?’ vraagt Wertje.  

   ‘Nee. Ik heb een probleem.’ 

   ‘Kunnen wij je misschien helpen?’ vraagt Orteltje.  

   ‘Ja, nee, eh, weet ik niet. Het is een gróót probleem. Ik denk dat jullie daarvoor niet sterk genoeg zijn.’  

   ‘Niet,’ protesteert Wertje onmiddellijk. ‘We zijn groot en sporten elke dag.’  

   ‘Zou het?’ Flor kijkt de tweeling ernstig aan, maar van binnen lacht hij. ‘Kijk. Hier staan twee emmers daar moet beekwater uit het Vrolijke Bos in. Dat moet zonder knoeien en niemand mag het zien.’  

   ‘Waarom?’ vragen ze allebei.  

   ‘Van dit water maken we toverwater. Als je knoeit of als iemand je ziet, is het onbruikbaar. Snap je?’  

   Wertje en Orteltje snappen er helemaal niets van, maar willen dat niet toegeven. ‘We begrijpen het,’ zeggen ze. ‘Een belangrijke opdracht dus?’  

   ‘Héél belangrijk. Kunnen jullie dat wel?’  

   Allebei knikken ze heftig van ja, pakken een emmer en lopen opgewekt naar het Vrolijke Bos. ‘Zet de volle emmers maar naast de ophaalbrug,’ roept Flor. Hij heeft moeite om niet in lachen uit te barsten. ‘Niet knoeien en kom je iemand tegen, dan snel verstoppen.’

Al een week lopen Wertje en Orteltje elke dag van het kasteel naar de beek. Ze voelen zich erg moe. Ze hadden na twee dagen willen stoppen, maar dat durfden ze niet. Wel vinden ze het vreemd dat hun baas zoveel toverwater maakt. Ze hebben nog nooit gehoord dat bosdwergen toverwater gebruiken. Toverspreuken, waarbij dit water nodig is, kennen ze niet.  

   Flor zit in het gras en kijkt tevreden voor zich uit. Hij ziet Wertje en Orteltje aankomen, zeulend met een volle emmer beekwater.  

   ‘Waarom heb je zoveel toverwater nodig?’ vraagt Orteltje. Puffend zet hij de emmer in het gras en ploft ernaast neer.  

   ‘Ja, waarvoor gebruik je het?’ vraagt Wertje. Hij doet hetzelfde.  

   ‘Kijk, dat is nogal ingewikkeld, dat…’

   ‘Niks ingewikkeld. Heel simpel,’ klinkt een woedende stem achter hen. ‘Toverwater gebruiken we om luiheid te verdrijven.’  

   Flor en de tweeling kijken verrast naar Flora. Met een rood gezicht van woede komt ze achter een struik vandaan.

   ‘Toverwater en luiheid is als water en vuur,’ roept ze. Ze pakt een volle emmer en gooit het water met kracht naar Flor, met de andere emmer gebeurt hetzelfde. Scheldend grijpt ze de druipnatte Flor bij een van zijn flaporen en trekt hem mee. ‘Ik zal je leren mij voor de gek te houden meneertje. Jij gáát afvallen, al moet ik zelf elke dag met je wandelen.’ 

   De tweeling heeft met verbazing en teleurstelling staan kijken. Ze snappen er helemaal niets van.  

   ‘Jammer van al dat toverwater,’ zucht Wertje.  

   ‘Ja, nu hebben we vandaag voor niets met die zware emmers gesjouwd,’ bromt Orteltje. ‘Laten we een groot ijs gaan eten in de keuken. Dat hebben we wel verdiend.’

Einde Verhaal

Klik hier om terug te gaan naar de POCUS startpagina